Overslaan en naar de inhoud gaan

Grote trom

Fig.1

Grote trom, Thomas Key, Londen, 1807-1813, inv. 3105

Grote trom, Thomas Key, Londen, 1807-1813, inv. 3105

Fig.2

Grote trom, Thomas Key, Londen, 1807-1813, inv. 3105

Grote trom, Thomas Key, Londen, 1807-1813, inv. 3105

Fig.3

Big Bass Drum in Disneyland (VS, jaren 60), tweet vanuit MagiclandPark, 2017

Big Bass Drum in Disneyland (VS, jaren 60), tweet vanuit MagiclandPark, 2017

Hartslag in de buik

Bij de slaginstrumenten is er één dat flink van zich laat horen en waarvan je de trillingen letterlijk in je buik voelt, de grote trom. Of het nu gespeeld wordt in een militaire muziekkapel, een fanfare, een symfonieorkest, een rock- of jazzgroep of een ander ensemble, dit instrument garandeert een ritmische regelmaat, een strakke beat en vele andere effecten.

De grote trom is het meest imposante lid van de grote familie van de cilindervormige  membranofonen of trommels. Hij produceert klanken met een vrij lage maar onbepaalde toonhoogte. De trom is meestal samengesteld uit een houten ton, aan de uiteinden bedekt met  dierlijke of synthetische huiden die aan de randen bevestigd en op hun plaats worden gehouden door een houten hoepel. De huid wordt opgespannen met een touw of met metalen trekstaven bij meer recente modellen. Er zijn voorbeelden met vellen aan beide zijden van de ketel – een huid om op te slaan en een resonantiehuid – en andere met slechts één huid. Doorgaans wordt de trom bij het spelen recht of schuin gehouden, maar soms ook horizontaal. De grote trom wordt over het algemeen aangeslagen met één of twee stokken met een vilten- of andere kop. De grote trom van een drumstel wordt aangeslagen met een voetpedaal.

Er zijn verschillende maten: zowel de diameter als de hoogte van het vat kunnen aanzienlijk  verschillen. Zo zijn er de kleinere grote trommels bij de jazz drumstellen, tot de gigantische grote trommels van de symfonieorkesten. Halverwege de 19e eeuw bracht de firma Distin zelfs de grootste trommel ter wereld op de markt met een diameter van 240 cm, en in 1961 werd speciaal voor Disneyland een exemplaar van ruim 370 cm gemaakt!

De oosterse oorsprong van de grote trom wordt al teruggevonden in de 1e of 2e eeuw voor Christus. De davul, beschouwd als directe voorouder van de grote trom in het Westen, wordt in de 14e eeuw opgemerkt in het Oostelijke Middellandse Zeegebied. Het nstrument breekt pas echt door in het Westen in de 18e eeuw door de zogenaamde ‘Turkomanie’ en de populariteit van de muziekkapellen van de Janitsaren. Het instrument werd in 1761 door Gluck in het orkest geïntroduceerd, waarna Mozart er gebruik van maakte  in zijn opera  DieEntführung aus dem Serail (1782). Dit werd al snel opgepikt door Haydn, Beethoven en vele anderen. Verdi schreef ​​in zijn beroemde Requiem (1874) een ​​partij voor een zo groot mogelijke gran cassa. In de 20e eeuw schreef Stravinsky een heroïsche passage voor het instrument in zijn Sacre du Printemps (1913). En bijna een eeuw later componeerde Gabriel Prokofjev (Sergei’s kleinzoon) eindelijk een Concerto voor grote trommel en orkest (2012).

Relikwie van Waterloo

De grote trom is ook een belangrijke schakel in de militaire muziek. We hebben reeds gewezen op zijn aanwezigheid in de Ottomaanse legers, maar ook in de westerse militaire muziek bepaalt dit instrument het tempo in de marsen en andere ‘pas redoublés’. Wanneer soldaten begeleid worden door militaire muziek op het slagveld, is een beschadiging van de instrumenten niet ondenkbaar. In deze context heeft een grote trom die in het MIM bewaard wordt een bijzondere geschiedenis en is hij bovendien een bevoorrechte getuige van de ‘Geschiedenis’ met hoofdletter G op zich. Deze grote trom werd immers gebruikt tijdens de slag bij Waterloo, 18 juni 1815, aan de zijde van de troepen van de Coalitie tegen Napoleon. In het algemene tumult van de gevechten werd het instrument verlaten door zijn bespeler en bleef het voor onbepaalde tijd achter op de desolate vlakte. Uiteindelijk werd de grote trom opgepikt door een voorbijganger en waarschijnlijk gerepareerd, om daarna nog jarenlang gebruikt te worden in een muziekkapel in het Brusselse. Het instrument werd uiteindelijk verworven door Mahillon & Co., die het vlak voor de Eerste Wereldoorlog schonk aan het Instrumentenmuseum. Sinds die tijd behoort het tot de collectie van het MIM.

Op de romp van het instrument zijn Britse wapens geschilderd met het devies ‘Honni soi qui mal y pense’, vrij vertaaldWee degene die er kwaad van denkt’. De  initialen G R in het medaillon verwijzen naar koning George III en het opschrift 'VIIth (Queen's own Hussars)' leert dat het instrument behoorde tot het 7e Huzarenregiment van de koningin. Een etiket dat op de trommel plakt, informeert ons over de bouwer van het instrument, nl. Thomas Key, die tussen 1807 en 1813 een atelier had op een beroemde Londense verkeersader in Londen Pall Mall nr. 2. Key, die zowel uitgever als officiële bouwer van blaasinstrumenten was, kwalificeerde zichzelf als volgt: ‘Real manufacturer of Bass, Tenor, Side and Kettle Drums of wood, brass, copper and silver’ ('Echte fabrikant van grote trommen, tenor trommen en kleinere trommen en pauken van hout, messing, koper en zilver').

Vermeldenswaard is dat deze grote trom in 1885 opnieuw het Kanaal overstak om even terug te keren Groot-Brittannië. Toenmalige eigenaar Mahillon leende het instrument uit voor de International Inventions Exhibition in Londen waar het werd gepresenteerd als een authentieke ‘relic of Waterloo ‘.

Tekst: Géry Dumoulin

Fragment uit de Sacre du Printemps van Igor Stravinsky

Concerto for bass drum and orchestra van Gabriel Prokofiev