Houten trompet, François de Vestibule, 1878, inv. 0573
Houten trompet, François de Vestibule, 1878, inv. 0573
Metalen plaatje met opschrift
De Vestibule in het museum
De Vestibule in de Mahillon manufactuur
De Vestibule strandportret
De familie van de koperblazers?
De trompet wordt gewoonlijk een koperblaasinstrument genoemd. Dit is echter enigszins misleidend, want de meeste instrumenten in deze categorie zijn helemaal niet van koper gemaakt. Het meest voorkomende materiaal is messing, een legering van koper en zink, waar kleine hoeveelheden lood, tin, enz. aan kunnen zijn toegevoegd. Deze instrumenten zijn soms ook verzilverd, verguld, vernikkeld of bekleed met andere materialen. Maar trompetten werden of worden ook nog steeds gemaakt van allerlei andere grondstoffen zoals brons, glas, hout, been, ivoor, aluminium, plastic, gips, enz.
Laten we eerst even stilstaan bij de systematische indeling van muziekinstrumenten. In de nu gangbare classificatie, met name deze voorgesteld door CIMCIM (Comité international pour les musées et collections d’instruments et de musique), wordt de term koperblaasinstrumenten niet gebruikt. De trompet wordt in dit systeem gerekend tot klasse 423, dat zijn de instrumenten die bekend staan alslipriet-instrumenten of labrosonen, een neologisme dat in de wetenschappelijke literatuur terrein wint. De lippen van de speler fungeren als een dubbelriet en zorgen ervoor dat de luchtkolom in de buis van het instrument gaat trillen.
Waarom een trompet in hout?
Victor-Charles Mahillon, de eerste conservator van het Brussels Instrumentmuseum – dat later het MIM zal worden – was ook een instrumentenbouwer die zeer geïnteresseerd was in akoestiek. Om aan te tonen dat lucht het enige trillende element is in blaasinstrumenten en dat het materiaal waaruit het instrument gemaakt is geen invloed heeft op het timbre, liet hij bij wijze van experiment houten trompetten maken. Zijn vader Charles had dat vóór hem ook reeds gedaan. Victor-Charles gaf de opdracht aan Frans (of François) De Vestibule (1849-1920), een vakman die aanvankelijk in de ateliers van de Mahillons werkte en die naar het museum gezonden was om zich daar met de instrumentenverzameling bezig te houden.
In de collectie van het MIM zit een bijzondere natuurtrompet – een trompet zonder ventielen of een ander mechanisme om de toonhoogte te wijzigen – waarvan de buis is opgerold, zoals een jachthoorn. Het is inderdaad een trompet, met een typische smalle, voornamelijk cilindrische boring. De interne verhoudingen van de buis – dat wil zeggen de verhouding tussen lengte en breedte – zijn die van een cavalerie-trompet in Es. Het beukenhout is doormidden gezaagd en uitgehold, de twee helften zijn vervolgens aan elkaar zijn gelijmd en de verbindingen van de verschillende delen zijn versterkt met beenhulzen. Enkele houten verbindingsstukken geven het geheel stevigheid. Het mondstuk, ook van hout, is gedraaid uit een blokje.
Grote snor en behendige vingers
Deze ronde trompet heeft een metalen plaatje op de beker met het volgende opschrift: ‘AANGEBODEN AAN HET MUSEUM VAN HET CONSERVATORIUM / DOOR / François Devestibule / 1878 / BRUSSEL’. Achter zijn ‘robuuste gestalte en een hennepsnor’ (Revue musicale, 1903) was Frans De Vestibule de alleskunner van het museum: preparateur, restaurateur, stemmer, postbode, transporteur, gids, assistent enz. Hij was verantwoordelijk voor het onderhoud van alle soorten instrumenten in het museum, die in die tijd om pedagogische redenen in bespeelbare staat werden gehouden of gerestaureerd, soms ten koste van de conserveringsnormen die tegenwoordig worden gehanteerd.
Een kleine onderhoudsbeurt is nodig om deze trompet vandaag te laten klinken. Een vreemd voorwerp belemmert immers de luchtkolom: een overblijfsel van de snor van Frans De Vestibule? Een schoonmaakwerkje in het verschiet voor het restauratieatelier!
Tekst: Géry Dumoulin
Revision of the Hornbostel-Sachs Classification of Musical Instruments by the MIMO Consortium