Izeze, O.H. Zawose, Tanzania, 2010, inv. 2014.273.001
Izeze, O.H. Zawose, Tanzania, 2010, inv. 2014.273.001
Izeze, O.H. Zawose, Tanzania, 2010, inv. 2014.273.001
Oskar Hukwe Zawose, 2010
De izeze (afb.1 tot 3) is een spijkerluit van de Wagogo, een agrarisch bantoevolk uit de Dodoma-regio in centraal Tanzania. Een izeze kan gestreken worden of getokkeld. Mazeze (meervoud van izeze) –kunnen 60 tot wel 164 cm lang zijn, ze hebben een tot veertien snaren. Mazeze met een tot vier snaren worden meestal gestreken en zijn daarom vedels, terwijl instrumenten met zes of meer snaren wel gestreken kunnen worden, maar vaker tegelijkertijd getokkeld én gestreken worden, of alleen getokkeld. De klankkast van een izeze bestaat uit een kalebas, bedekt met geiten- of reptielenhuid. De achterzijde van de klankkast is open, hetgeen fungeert als klankgat. Een lange houten hals wordt dwars door de kalebas gestoken. De stempennen worden langs de achterzijde door de bovenkant van de hals gestoken, en de snaren lopen van de voorzijde van de stempennen via een houten kam naar de onderzijde van de hals.
De izeze vedel wordt bespeeld met een convexe boog die gemaakt is van hout en baobabvezel. Het instrument kan gebruikt worden bij verschillende gelegenheden: tijdens initiatierituelen en bij andere belangrijke levensgebeurtenissen, tijdens oogstceremonies, of ter recreatie. Een izeze kan solo bespeeld worden, als begeleiding van zang, of als onderdeel van een groter ensemble. Als het instrument meer dan twee snaren heeft, wordt tenminste één daarvan als open snaar gebruikt, terwijl de andere snaren fungeren als melodiesnaren die bespeeld worden met de linkerhand.
Het instrument dat in de kijker wordt gezet is een viersnarige gestreken izeze. Dit instrument is in 2010 gemaakt door Oscar Hukwe Zawose (afb.4), zoon van de legendarische Hukwe Ubi Zawose. De familie Zawose is een dynastie van meestermuzikanten, en is befaamd in heel Tanzania en ver daarbuiten. Tijdens een bezoek van Carolien Hulshof en Saskia Willaert, wetenschappers van het MIM, aan hun erf in Bagamoyo , werd duidelijk waarom, toen zij hun een demonstratie van verschillende van hun instrumenten gaven: ondanks het ad-hoc-karakter van hun samenspel vloeiden hun stemmen en instrumenten moeiteloos samen tot een klinkend geheel.
De karakteristieke Gogo-harmonieën maken gebruik van een tetratonisch systeem (vier noten in een toonladder), dat gebaseerd is op de vierde tot achtste natuurlijke boventonen van een grondtoon, bijvoorbeeld bij grondtoon c: c-e-g-bes. Akkoorden worden gevormd door twee noten van de toonladder te combineren, waarbij telkens de noot tussenin wordt overgeslagen Dit leidt tot de kenmerkende dalende harmonische cyclus van een reine kwart (g-c), een verminderde kwint (e-bes) en een reine kwint (c-g). In principe is Gogo-muziek homofoon, met af en toe een onafhankelijke melodielijn van zang of izeze eroverheen. Dit is ook te horen in de video hieronder, waar ons instrument van de maand bespeeld wordt door Ndahani Zawose, begeleid door een andere izeze, een ilimba (een soort sanza of “duimpiano”) en een muziekboog.
Tekst: Carolien Hulshof