Tafelpiano met Turks pedaal, Jean Pfeiffer, Parijs, 1818, inv. 3320
Tafelpiano met Turks pedaal (adresbalk en klavier), Jean Pfeiffer, Parijs, 1818, inv. 3320
Tafelpiano met Turks pedaal (tamboerijn), Jean Pfeiffer, Parijs, 1818, inv. 3320
Harpolyre van Pfeiffer, Parijs, rond 1830, inv. 0248
Harpolyre van Pfeiffer, Parijs, rond 1830, inv. 0249
Tafelpiano met Turks pedaal
Deze luxueuze tafelpiano (Fig.1) werd gemaakt door Jean Pfeiffer (1769-1838), een belangrijke piano- en harpbouwer die actief was in Parijs in het begin van de 19e eeuw. Het meubel is een mooi voorbeeld van de empirestijl: het heeft een mahoniefineer en is versierd met vergulde bronzen motieven. De vier poten hebben de vorm van Dorische zuilen. De toetsen van het klavier zijn belegd met parelmoer en ebbenhout. Op de adresbalk staat Pfeiffer/ Brevetés et Encouragés du Gouvernement/ Rue du Mail N°29, à Paris 1818 (Fig.2); deze tekst en versieringen werden aangebracht met de verre églomisé- techniek.
Naast de bijzonder verfijnde decoratie is het instrument ongebruikelijk omdat het vijf pedalen heeft - fagot, luit, forte, celeste en turquerie – terwijl de meeste piano’s uit die tijd er maar twee of drie hadden. De eerste vier veranderen de klankkleur van het instrument. De vijfde is heel bijzonder: deze activeert een tamboerijn die aan de onderkant van het instrument is bevestigd (Fig.3). De naam turquerie verwijst naar de percussie van de Turkse muziek en illustreert de voorliefde van die periode voor de muziek van de janitsaren. Deze elitaire infanterietroepen, gekleed in weelderige kostuums en onder direct bevel van de Ottomaanse sultan, stonden bekend om hun muziek. Ze inspireerden een aantal werken, waarvan de Turkse Mars van Mozart ongetwijfeld de bekendste is, terwijl percussie-instrumenten - bastrommels (in de 18e eeuw vaak Turkse trommels genoemd), triangels en bekkens - in het westerse orkest werden geïntroduceerd en in bepaalde piano's werden geïntegreerd door middel van pedalen.
Jean Pfeiffer werd geboren in Trier en begon als houtdraaier voordat hij bij een pianobouwer in Sélestat ging werken. In 1801 verhuisde hij naar Parijs en in april 1806 richtte hij Pfeiffer & Cie op, een fabriek voor de vervaardiging van piano's volgens een nieuw systeem. Hij was geassocieerd met Guillaume Lebrecht-Petzold (Lichtenhayn, Saksen 1874 - Parijs 1838), wiens naam zal worden herinnerd voor de uitvinding van een ingenieus ontsnappingsmechanisme dat bekend staat als de Petzold mechaniek. Pfeiffer was aanwezig op alle Expositions des produits de l'industrie française, waar hij talloze medailles won. Hij staat erom bekend dat hij de tafelpiano zo heeft geperfectioneerd dat hij net zulke mooie, krachtige en fluweelzachte klanken voortbrengt als een vleugelpiano.
Rond 1830 vond Pfeiffer een harpluit uit - een kleine harp met een grote klankkast - hij noemde het instrument harpolyre (Fig.4 & Fig.5). Volgens François-Joseph Fétis geloofde Pfeiffer dat dit instrument voorbestemd was om de gitaar te vervangen, omdat het ook draagbaar was en meer middelen en krachtigere klanken bood: de harpolyre was echter geen succes. Verschillende harpolyres en tafelpiano's van Pfeiffer bevinden zich in openbare en privécollecties. Hun bijzonder verzorgde afwerking getuigt van het vakmanschap van hun maker.
Tekst: Pascale Vandervellen