Basgamba, Joachim Tielke, Hamburg, 1701, inv. 0229
Basgamba, Joachim Tielke, Hamburg, 1701, inv. 0229
De viool en de viola da gamba zijn beide erfgenamen van middeleeuwse strijkinstrumenten die zich in de loop van de 16de eeuw meer en meer van elkaar begonnen te onderscheiden. Ze zijn uitgegroeid tot twee afzonderlijke families van instrumenten in verschillende groottes.
De gamba drong zich gaandeweg op voor het uitvoeren van zogenaamde ‘kunstmuziek’. Tot in de 18de eeuw kende hij een toenemend succes bij amateurmuzikanten uit de welgestelde klasse. Ze hadden een voorliefde voor de gamba wegens zijn zachte klank, zijn comfortabele zittende speelhouding, en de aanwezigheid van fretten op de hals. Die dwarsbalkjes maakten het makkelijker om het instrument te leren bespelen.
De viola da gamba is bovenaan afgewerkt met een gebeeldhouwd hoofdje. Dit exemplaar van de Duitse bouwer Joachim Tielke heeft bovendien een opengewerkte toets en een snarenhouder in ivoor. Uit die elementen kunnen we afleiden dat het om een speciale bestelling of om een pronkinstrument ging. De decoratieve en muzikale kwaliteiten van Tielkes instrumenten worden unaniem erkend.