Eenhandsfluit, verdronken stad Reimerswaal, Nederland, 15de tot begin 17de eeuw, inv. 1983.049
Eenhandsfluit, verdronken stad Reimerswaal, Nederland, 15de tot begin 17de eeuw, inv. 1983.049
Een eenhandsfluit heeft drie speelgaten: twee vooraan en een duimgat. Hij wordt doorgaans bespeeld met de linkerhand. Met de rechterhand slaat de speler op een trommel, die meestal aan de linkerpols of -vingers hangt. Dit eenmansorkest was in de Nederlanden heel populair van de late middeleeuwen tot omstreeks 1650.
Alles bij elkaar zijn er een vijftiental eenhandsfluiten uit die periode opgegraven, vooral in Holland en Zeeland, een Europees unicum! Merkwaardig genoeg werden ze allemaal aangetroffen in vroegere water- of beerputten, waar de vochtige vulling een gunstig milieu vormt voor de bewaring van organische materialen.
Dit fluitje uit bukshout werd opgegraven uit een beerput in Reimerswaal, een Zeeuws stadje dat vanaf 1530 geleidelijk aan verdween in zee. De laatste inwoners trokken er weg in 1631. Het instrument is dus zeker ouder. De kop is zijdelings doorboord, wat erop wijst dat het fluitje met een snoer om de hals werd gehangen.