Overslaan en naar de inhoud gaan

Het fonografisch archief van het MIM

Fig.1

Dozen met fonografische cilinders, bezig met inventariseren

Dozen met fonografische cilinders, bezig met inventariseren

Fig.2

Dozen met fonografische cilinders, bezig met inventariseren

Dozen met fonografische cilinders, bezig met inventariseren

Fig.3

Dozen met fonografische cilinders, bezig met inventariseren

Dozen met fonografische cilinders, bezig met inventariseren

Fig.4

Dozen met fonografische cilinders, bezig met inventariseren

Dozen met fonografische cilinders, bezig met inventariseren

Fig.5

Dozen met fonografische cilinders, bezig met inventariseren

Dozen met fonografische cilinders, bezig met inventariseren

Bij de eeuwwisseling, waarschijnlijk tegen het einde van 1899, vatte Victor-Charles Mahillon, conservator van het Instrumentenmuseum van het Koninklijk Conservatorium van Brussel, het plan op om een "collectie grafofooncilinders aan te leggen die traditionele muziekmelodieën uit verschillende landen reproduceren" (Archief MIM, Correspondentie Mahillon). Vanaf januari 1900 voerde hij het aantal briefwisselingen met zijn correspondenten van over de hele wereld op om fonograafopnames te verkrijgen: in Bretagne (Quimper en vervolgens Vannes), in Londen, Istanbul, Madrid, Dublin, Java, Tokio, Peking, Calcutta, enz. Het opstarten van een verzameling geluidsopnames van traditionele muziek uit de hele wereld was vooruitstrevend. Op hetzelfde moment ontstond in Wenen het Phonogrammarchiv van de Akademie der Wissenschaften en in Parijs het Musée phonographique van Léon Azoulay van de Société anthropologique. Terwijl deze projecten met de instrumentale muziek voornamelijk etnografische en linguïstische doelstellingen beoogden, zette Mahillon de fonograaf in als een musicologisch en organologisch documentatiemiddel. Hiermee ging het een paar jaar vooraf aan het beroemde Phonogramm-Archiv van Carl Stumpf en Erich Moritz von Hornbostel van het Institut für Psychologie in Berlijn.

In tegenstelling tot de fonografische archieven van Wenen, Parijs en Berlijn, die een enorme bekendheid genieten, bleef het archief in Brussel tot voor kort onbekend. Dit komt ongetwijfeld omdat het in een museum voor muziekinstrumenten nooit als zodanig is geïdentificeerd en dus nooit systematisch is geïnventariseerd. De omvang en de precieze samenstelling van de collectie zijn nog onbekend. Bij een beschrijving in 1942 van de niet tentoongestelde stukken werden "achtenveertig grafofooncilinders met exotische muziek" (inv. 3590) geïnventariseerd. Dit doet vermoeden dat deze collectie nooit dezelfde omvang heeft aangenomen als de andere collecties. Ondanks deze gebreken heeft de herontdekking van drieënveertig wassen cilinders in de reserves van het MIM het mogelijk gemaakt om een deel van deze vergeten collectie te reconstrueren. De meeste cilinders zijn in hun originele doos bewaard gebleven. Naast een doorlopende nummering (van 1 tot 43), vermoedelijk van de inventarisatie van 1942, zijn er verschillende sporen van andere nummers. Ze getuigen van meerdere oudere deelcollecties die niet meer volledig zijn. De opschriften getuigen dan weer van zeer uiteenlopende herkomsten: de Provence, Egypte, China, India, het Ottomaanse Rijk, Engeland, Noord-Amerika, enz. De meeste cilinders dragen geen commerciële merken. Sommige echter zijn afkomstig van bedrijven zoals Edison Bell of Columbia, of zelfs van lokale verdelers, zoals Lehner in Istanbul of Bevans & co in Calcutta. Een volledige inventaris van deze collectie is nog in ontwikkeling en moet leiden tot de digitalisering van de cilinders. Toch volstaan enkele voorbeelden om het immense belang van de Brusselse fonografische collectie aan te tonen: galoubet, muziek van populaire en religieuze feesten in de Provence, Ottomaans repertoire en rebetiko uit Istanbul, Peking-opera en Chinese volksliedjes, klassieke muziek van Egypte, enz.

Tekst: Fañch Thoraval

Lees het volledig artikel