Overslaan en naar de inhoud gaan

Klok

Klok, Michel Jolly, 1664, Jura (Frankrijk), inv. 1975.027
Klok, Michel Jolly, 1664, Jura (Frankrijk), inv. 1975.027

Meer dan drie eeuwen lang was deze klok de ziel van het dorpje Avignon-lès-Saint-Claude in de Jura (Oost-Frankrijk). Met haar geklep hoedde ze over de omliggende wouden en weilanden. Ze werd gegoten in 1664, en hing in de toren van een kapel die enkele jaren eerder, in 1649, was opgetrokken uit dankbaarheid omdat het dorp ontsnapt was aan de pestepidemies die de streek hadden geteisterd in 1629 en 1636.  De kapel werd toegewijd aan Sint Rochus, de beschermheilige tegen de pest. Daarvan getuigt ook de inscriptie STE ROCHAE ORA PRO NOBIS op de klok zelf. De mantel van de klok draagt verschillende afbeeldingen : een groot kruis dat met plantenranken is versierd, een barokke calvarie die bekroond wordt met de zon en de maan, beeltenissen van de Maagd Maria, van Sint Rochus zelf met zijn hond, en van een zegenende bisschop met een kind aan zijn voeten. Het is Sint Claudius, die erom bekend stond dat hij een doodgeboren kind tot leven kon wekken voor de duur van het doopsel. Omdat de klok gebarsten was, werd ze in 1975 vervangen door een nieuwe, waarna ze terechtkwam in het MIM.

Deze klok is van de hand van Michel Jolly, een klokkengieter uit het dorp Breuvannes-en-Bassigny, die zou opgevolgd worden door zijn vier zonen. In die tijd was de Bassigny, een streek in de buurt van Langres, een kweekvijver van gereputeerde rondtrekkende klokkengieters. Vanaf de 16e eeuw doorkruisten ze van de lente tot de herfst het hele oosten van Frankrijk en de aangrenzende Zwitserse kantons. Overal waar men hun diensten kon gebruiken, sloegen ze hun tenten op. Vaste ateliers ontstonden pas laat in de 19e eeuw. Eerder werden klokken ter plaatse gegoten, voor en soms zelfs binnenin de kerk. Zo zijn er nog twee gietmallen te zien in het souterrain van de nabijgelegen kerk van Saint-Lupicin.

Het gieten van een klok was een belangrijk evenement in het leven van een dorpsgemeenschap. De bewaarde contracten van parochies met klokkengieters geven vaak blijk van de geestdrift die de gebeurtenis opwekte, en ze verschaffen soms verrassende bijzonderheden over de omvang van de materialen die de opdrachtgever ter beschikking moest stellen van de gieter: tot dertig karren steen en klei om de mal en de oven te maken, en tot dertig karren kolen en brandhout. Er moesten ook arbeiders worden ingehuurd om de klei te kneden, het hout te klieven en de afgewerkte klok in de toren te hangen. De klokkengieter kon rekenen op de enthousiaste  hulp van de plaatselijke gemeenschap waarin hij terechtkwam.

Wanneer de mal klaar was, werd ze begraven in een put en voorzichtig toegedekt met aarde. Dan werd de klokspijs – een legering van rond de 80% koper en 20% tin – verhit in een oven tot 1200°. Elke maker had zijn eigen ‘geheime’ samenstelling, wat bijdroeg tot het mysterie rond het klokkengieten. Wanneer het metaal vloeibaar was, werd het luik van de oven geopend. Als een vuurslang gleed de gloeiende klokspijs door een kanaal naar de mal, en verdween zo in de aarde. Dat was zo voorbij. In vroegere tijden wachtten de klokkenmakers graag met gieten tot het donker was. Dan zag het er alleen maar magischer en spectaculairder in de ogen van het verrukte volk dat was toegestroomd om het ‘mirakel’ mee te maken.

Wanneer de klok uit de mal was gehaald en gewassen, werd ze ingezegend, of ‘gedoopt’ in de volksmond. Ze keeg inderdaad een voornaam, een peter en een meter. Deze klok werd Marie-Joseph genoemd, en op de mantel werden F. IAILLO en DENISE COLIN vermeld als peter en meter. Het is niet bekend wie ze precies waren. Maar de familienamen waren toen zeker bekend in het dorp. ‘F. Iaillo’ was ongetwijfeld een telg van de familie Jaillot. Die bracht ook twee broers voort die carrière maakten aan het hof van Lodewijk XIV: Hubert (1640-1712), een vooraanstaand geograaf, en Pierre Simon (1631-1681), een befaamd ivoorsnijder. Ook andere Jaillots uit Avignon-lès-Saint-Claude maakten het in Parijs. In een dorp dat toen amper 120 zielen telde, moeten al die Jaillots familie zijn geweest van de peter van onze klok. Maar hoe het juist zit, moet nog uitgezocht worden.  

Tekst: Stéphane Colin