Overslaan en naar de inhoud gaan

Pedaalharp

Fig.1

Harp, Cousineau père et fils, 1780-85, inv. 0246

Harp, Cousineau père et fils, 1780-85, inv. 0246

Fig.2.jpg

Banderol met signatuur van de bouwer, inv. 0246

Banderol met signatuur van de bouwer, inv. 0246

Fig.3.jpg

Krul en hals, inv.0246

Krul en hals, inv.0246

Fig.4.jpg

Detail van de versiering, inv. 0246

Detail van de versiering, inv. 0246

Fig.5.jpg

Jacques-Georges Cousineau, Méthode de harpe, Paris, s.d., p. 10

Jacques-Georges Cousineau, Méthode de harpe, Paris, s.d., p. 10

Fig.6.jpg

Diderot en d’Alembert, Encyclopédie, ou Dictionnaire raisonné des sciences, des arts et des métiers : Recueil de planches, sur les sciences, les arts libéraux et les arts méchaniques, Paris, 1767

Diderot en d’Alembert, Encyclopédie, ou Dictionnaire raisonné des sciences, des arts et des métiers : Recueil de planches, sur les sciences, les arts libéraux et les arts méchaniques, Paris, 1767

Fig.7.jpg

béquilles systeem, inv. 0246

béquilles systeem, inv. 0246

De pedaalharp inv. 0246 van Cousineau (fig.1) is een van de eerste instrumenten die werden aangekocht door Victor-Charles Mahillon (1841-1924), de eerste conservator van het Musée instrumental du Conservatoire (nu MIM), dat in 1877 werd geopend. Het instrument draagt de inscriptie "COUSINEAU PERE ET FILS LUTHIERS DE LA REINE", geschilderd in een banderol op het klankblad van het instrument (fig.2). Het instrument is waarschijnlijk gebouwd rond 1780-1785. Het serienummer ‘No 17 R’ staat op verschillende plaatsen op het instrument, dat zich verder onderscheidt door zijn fraaie versiering. De krul is rijkelijk versierd en het klankblad is voorzien van verfijnde chinoiserie (fig.3-4).

Georges Cousineau (1732-1800) en zijn zoon Jacques-Georges Cousineau (1760-1836) waren gevestigde harpbouwers in Parijs. Zij werkten onder meer voor koningin Marie-Antoinette (1755-1793). Jacques-Georges was zelf harpist en publiceerde een harpmethode in het begin van de 19e eeuw.

Van vader en zoon Cousineau is bekend dat zij verschillende belangrijke verbeteringen aan de harp hebben aangebracht. Sinds de renaissance was een van de uitdagingen van dit instrument onder andere de toegang tot chromatische tonen. De meeste harpen hebben zeven snaren per octaaf, één voor elke toon van de toonladder (C-D-E-F-G-A-B). Een uitvinding uit het begin van de 18e eeuw maakte het mogelijk de snaren in te korten en ze een halve toon hoger te doen klinken, en dus de drie mollen (Bes-Eis-Aes) en vier kruisen (Fis-Cis-Ges-Dis) te spelen door middel van zeven pedalen waarmee het instrument werd uitgerust. Dit systeem wordt geïllustreerd in de verhandeling van Cousineau: drie pedalen zijn rechts van het voetstuk geplaatst en vier pedalen links (fig.5)

Als alle pedalen worden losgelaten, klinkt het instrument in Es groot. Wanneer een pedaal wordt ingeduwd, worden de snaren die overeenkomen met de in het schema aangegeven toon een halve toon hoger gezet. Het E-pedaal verkort bijvoorbeeld de trillingslengte van alle Es-snaren tot E. Het instrument klinkt dan in Bes-groot. Met dit zogenaamde ‘single-action’ systeem kan niet in alle majeur- en mineurtoonaarden worden gespeeld, maar het biedt wel speelmogelijkheden die ongekend waren voor oudere harpen.

Om de snaren te verkorten zijn de pedalen via een in de zuil verstopte koppeling verbonden met een mechanisch apparaat dat op de hals van het instrument is geplaatst. Dit is waar Georges Cousineau een belangrijke verbetering aanbracht. Vóór hem gebruikte men doorgaans haken die de trillende lengte van de snaren verkortten, zoals geïllustreerd in de Encyclopédie van Diderot en d'Alembert (fig.6). Met dit hakensysteem waren de ingekorte snaren niet meer goed uitgelijnd met de andere snaren, wat een groot nadeel was en de harpist hinderde om vloeiend te spelen. Cousineau bedacht daarom een systeem dat bekend staat als het ‘béquilles’-systeem, waarbij door het indrukken van een pedaal twee metalen béquilles draaiden, de ene met de wijzers van de klok mee en de andere tegen de wijzers van de klok in, om de snaar te kunnen tokkelen zonder deze uit haar vlak te brengen (fig.7).

Dit systeem was duidelijk succesvol, maar het had zijn zwakke punten. De darmsnaren versleten snel door het gebruik van de béquilles en moesten regelmatig worden vervangen. Het octrooi voor de harp met dubbele mechaniek, geregistreerd door Sébastien Erard (1752-1831) in 1810, maakte het mogelijk dit nadeel te verhelpen en toe te laten om in alle toonaarden te spelen. De dubbele pedaalharpharp werd uiteindelijk de norm en wordt vandaag de dag nog steeds gebruikt in orkesten.

Tekst: Anne-Emmanuelle Ceulemans

Bibliografie

  • Victor-Charles Mahillon, Catalogue descriptif et analytique du Musée Instrumental du Conservatoire Royal de Musique de Bruxelles, i, Gent, 1893, p. 338-342.
  • Laure Barthel, Au cœur de la harpe au XVIIIe siècle, s.l., 2005, p. 58.