Overslaan en naar de inhoud gaan

Rhumba box

Fig.1

Rhumba box, Philip Supersad, Kingston (Jamaica), 2021

Rhumba box, Philip Supersad, Kingston (Jamaica), 2021

Fig.2

Philip Supersad in zijn studio, downtown Kingston, 2012 © The Jamaica Gleaner

Philip Supersad in zijn studio, downtown Kingston, 2012 © The Jamaica Gleaner

Fig.3

The Jolly Boys in 1958 in het Round Hill Hotel, Jamaica

The Jolly Boys in 1958 in het Round Hill Hotel, Jamaica

Fig.4

Derrick ‘Johnny’ Henry van de Jolly Boys

Derrick ‘Johnny’ Henry van de Jolly Boys

Fig5

The Jolly Boys, rond 2010 © www.reggaeville.com

The Jolly Boys, rond 2010 © www.reggaeville.com

In oktober 2022 schonk de Jamaicaanse ambassade een rhumba box aan het MIM. Het is het eerste Jamaicaanse instrument dat de MIM-collectie vervoegt en ook de eerste rhumba box die het MIM verwerft.

De rhumba box is een lamellofoon - gewoonlijk 'sanza' genoemd - met een grote houten kist als resonator. De muzikant die op de kist zit bespeelt met de rechterhand de grote bamboe of metalen toetsen, terwijl hij/zij met de linkerhand ritmisch op de kist slaat. De toetsen variëren in aantal en volgorde; ze zijn gerangschikt om lokale melodieën gemakkelijk te kunnen spelen.  

De rhumba box is een migrant. De Afrikaanse lamellofoon stak de Atlantische Oceaan over in de 17e eeuw toen tot slaaf gemaakte Afrikanen werden gedeporteerd naar de 'Nieuwe Wereld'. In Afrikaanse landen ten zuiden van de Sahara worden al eeuwenlang muziekinstrumenten met een reeks lamellen of toetsen gespeeld. Deze lamellofonen, die hun oorsprong vinden in de savanne van Kameroen en in het gebied rond de rivier Zambezi, hebben zich verspreid en zijn tegenwoordig te vinden in bijna elke zwarte Afrikaanse gemeenschap, met een grote verscheidenheid aan vormen en maten.

De Jamaicaanse rhumba box heeft zich mogelijk ontwikkeld uit het model van de graslanden van Kameroen en Oost-Nigeria, waar grote lamellofonen met bamboetoetsen werden bespeeld.  Zoemende elementen - vibrerende en ratelende voorwerpen van metaal, schelp, hout of steen die aan de klankkast of plank zijn bevestigd - die zo typerend zijn voor sub-Saharaanse lamellofonen, ontbreken in de Caribische versie.

Terwijl Afrikaanse sanza's dienen om te ontspannen, regen op te roepen, met de voorouders te praten en te dansen, wordt de Jamaicaanse rumba box voornamelijk gebruikt om Mento te spelen, een typisch Jamaicaanse muziekstijl, die dateert van voor reggae en ska. De muziek was een product van de voornamelijk agrarische plattelandsgemeenschap en een onderdeel van de plant- en oogstcultuur van de geëmancipeerde Jamaicanen. Deze muziek mengde de lange traditie van werkliederen van het Jamaicaanse slavenplantagesysteem met kerkliederen uit de VS na de burgeroorlog en Engelse volksliederen - de Britten hadden Jamaica in 1655 veroverd op de Spanjaarden.

Mentomuziek is langzaam en in vierkwartsmaat, met een sterk accent op de laatste tel van de maat. De melodieën zijn meestal in majeur toonsoorten, met regelmatige, netjes uitgebalanceerde frasen die zich lenen voor harmonisatie met primaire akkoorden.

Het instrumentarium van Mento was voornamelijk zelfgemaakt en bestond uit shakers, kalebassen, raspen, fluiten, handtrommels, viooltjes, banjo's en een typische rhumba. Tot op de dag van vandaag is Mento herkenbaar aan de akoestische sound.

Mento werd kenmerkend voor Caribische muziek in de jaren 1920. Typische mentoteksten hebben "een humoristische inslag, [en] een focus op alledaagse onderwerpen zoals armoede en politiek, een luchtig gevoel en vaak seksuele toespelingen[1]!". Veel 'bijtende' mentoteksten werden aanvankelijk als ongeschikt beschouwd en om politieke en sociale redenen gecensureerd. Het genre floreerde echter vele jaren ondergronds. De jaren 1940 en 50 waren de gouden jaren, Mento was toen de hartslag van de natie, met sterren als Louise Bennett, Count Lasher, Lord Flea en Harry Bellafonte. Het genre, vol dubbele bodems, had veel succes tot de onafhankelijkheid van Jamaica in 1962, toen het overschaduwd werd door reggae en rocksteady.

Mento was ook belangrijk voor de Jamaicaanse muziek omdat het genre het eerste was dat werd opgenomen. Aanvankelijk deed men de opnames op wasrollen, die werden verkocht met teksten als bladmuziek, later op vinyl en cassettes.  Tegenwoordig wordt het Mento-erfgoed levend gehouden door groepen zoals de Jolly Boys, die het genrein de jaren 1970 nieuw leven inbliezen.

Soortgelijke genres die ontstonden uit de fusie van Afrikaanse en Europese muzikale invloeden, waren Calypso in Trinidad-Tobago en Mambo in Cuba.

In de 19e eeuw keerde het Afro-Caribische model van de rhumba box terug naar West-Afrika door de 'dropping' van bevrijde Afro-Amerikaanse slaven in Freetown (Sierra Leone), Liberia en Libreville.  In Nigeria was de Agidigbo het resultaat van de herinvoering van Afrikaanse muzikale elementen na de terugkeer van Afro-Amerikanen na de afschaffing van de slavernij in 1888.

[1]https://www.togethertv.com/blog/mento-has-been-described-%E2%80%98jamai…

Tekst: Saskia Willaert

 

Bibliografie

Rohan Budhai. ‘Mento vs Calypso’. Jamaica Observer 12 January 2023

Gerhard Kubik. Kalimba, Nsansi, Mbira - Lamellophone In Afrika. Museum für Völkerkunde, 1998

Catherine Ross. ‘Mento has been described as ‘Jamaica’s original foundation music, the father of them all’. Museumand, The national Caribbean Heritage Museum. November 2020

‘Mento: Reggae’s Forgotten Past.’ Clash Magazine 52.21 July 2010

‘The oldest Swingers: The Jolly Boys’. The Guardian 25 July 2010

Mento and the Jolly boys

Jamaican Mento Band

Large box lamellophones in use in Ghana