Februari 2025
Fig.1
![Klavecimbel, Vincent Tibaut, Toulouse, 1679](/sites/default/files/styles/slideshow_browser/public/2025-02/Fig.1.png?itok=KD9JXLve)
Klavecimbel, Vincent Tibaut, Toulouse, 1679, inv. 0553
Fig.2
![Klavecimbel (adresbalk en signatuur), Vincent Tibaut, Toulouse, 1679](/sites/default/files/styles/slideshow_browser/public/2025-02/Fig.2.jpg?itok=JznK7ljP)
Klavecimbel (adresbalk en signatuur), Vincent Tibaut, Toulouse, 1679, inv. 0553
Fig.3
![Spiegellijst, Noel Hache, Toulouse, 17de eeuw](/sites/default/files/styles/slideshow_browser/public/2025-02/Fig.3.png?itok=eDLOmsln)
Spiegellijst, Noel Hache, Toulouse, 17de eeuw, © BLB Antic, Versailles
Fig.4
![Klavecimbel (klankbord en klavier), Vincent Tibaut, Toulouse, 1679](/sites/default/files/styles/slideshow_browser/public/2025-02/Fig.4.png?itok=zgHsw3NW)
Klavecimbel (klankbord en klavier), Vincent Tibaut, Toulouse, 1679, inv. 0553
Fig.5
![Klavecimbel (rozet), Vincent Tibaut, Toulouse, 1679](/sites/default/files/styles/slideshow_browser/public/2025-02/Fig.5.jpg?itok=BeuYRrAQ)
Klavecimbel (rozet), Vincent Tibaut, Toulouse, 1679, inv. 0553
Fig.6
![Voorbeeld van een kort octaaf, Wikipedia](/sites/default/files/styles/slideshow_browser/public/2025-02/Fig.6%20%281%29_edit_883982118092.jpg?itok=iX5i3yy1)
Voorbeeld van een kort octaaf, Wikipedia
Fig.7
![Aanvraag tot bruiklaan van de Tibaut klavecimbel, 13 september 1897](/sites/default/files/styles/slideshow_browser/public/2025-02/Fig.7.png?itok=Cmo7okKw)
Aanvraag tot bruiklaan van de Tibaut klavecimbel, 13 september 1897
Van de drie klavecimbels die bewaard zijn gebleven van Vincent Tibaut, is het exemplaar in het MIM (Fig.1) van 1679, het oudste. De twee andere, van 1681 en 1691, worden bewaard in Frankrijk, respectievelijk in de privécollectie van Yannick Guillou en in het Musée de la Musique in Parijs. Aangezien Franse klavecimbels uit de 17de eeuw zeldzaam zijn, is het bijzonder dat Tibaut er drie heeft achtergelaten! Het instrument in Brussel werd in 1879 verworven door het museum, samen met een groot deel van de Tolbecque-collectie.
Het weinige dat geweten is over het leven van Vincent Tibaut is te danken aan het onderzoek van Florence Gétreau. Tibaut werd rond 1647 geboren als zoon van een meester-timmerman in de regio Nantes. Hij vestigde zich uiterlijk in 1673 in Toulouse. In dat jaar staat hij als timmerman vermeld in een document van de stad. Datzelfde jaar trouwde hij met Peyronne de Saint-Victor, die hem vijf kinderen schonk, van wie er slechts één de volwassen leeftijd bereikte. Peyronne zelf overleed in 1685. Daarna hertrouwde Vincent Tibaut snel met de 23-jarige Gabrielle Manianac. Uit dit huwelijk werden vier kinderen geboren, van wie er minstens één jong overleed. Zijn leven werd dus getekend door de dood, een lot dat veel mensen in die tijd gedeeld hebben. Tibaut zelf overleed zes jaar later, waarbij hij een weduwe van 29 jaar achterliet met drie jonge kinderen en vier andere uit het eerste huwelijk. Waarschijnlijk moest ze haar overleving organiseren, aangezien ze een stuk grond verhuurde waarvan ze de inkomsten kon gebruiken om haar grote gezin te onderhouden.
Opmerkelijk genoeg wordt Tibaut in geen enkel document als klavecimbelbouwer genoemd, maar alleen als timmerman en later als meubelmaker. Het lijkt erop dat het milieu waarin hij vertoefde, meer te maken had met de wereld van ambachtslieden en advocaten dan van muzikanten of instrumentenbouwers. Was klavecimbels bouwen voor hem slechts een bijzaak, onvoldoende om in zijn levensonderhoud te voorzien? In Frankrijk werd een specifieke beroepsvereniging voor instrumentenbouwers in elk geval pas in 1679 door Lodewijk XIV opgericht. Maar dit verklaart niet volledig waarom zijn beroep als instrumentenbouwer nergens vermeld wordt.
Een andere merkwaardigheid is dat Vincent Tibaut in notariële akten niet in staat was met zijn naam te ondertekenen, terwijl zijn drie klavecimbels een prachtige handtekening met inlegwerk dragen (Fig.2). De kwaliteit van het inlegwerk is overigens wat het instrument in het MIM onderscheidt van zijn twee broers. De zijwanden en het deksel zijn van notenhout, ingelegd met verschillende houtsoorten die bloemen, bladeren en vogels voorstellen. Het deksel toont bovendien prachtige wapenschilden die nog niet geïdentificeerd zijn, maar die onmiskenbaar het teken zijn van een opdrachtgever van hoge rang. Ook verschijnt de letter "M" versierd met plantenmotieven rondom het instrument, onder het klavier en de kast. Deze heldere plantenmotieven op een donkere achtergrond zijn kenmerkend voor meubels uit Toulouse uit deze periode, zoals blijkt uit spiegellijsten die in de stad werden geproduceerd (Fig.3). Door ze te vergelijken met de decoraties van het MIM-klavecimbel, wordt Vincent Tibauts vakmanschap als meubelmaker benadrukt. Vooral de schaduwen, die delicaat zijn om uit te voeren, geven de planten een intens reliëf en leven. Als aanvulling op deze decoraties is de klankbodem beschilderd met bloemen en vogels in levendige kleuren (Fig.4).
De constructie van de drie klavecimbels van Tibaut vertoont veel gelijkenissen, met drie rijen snaren per toets (2x8' - 1x4') of drie registers die via metalen trekstangen worden bediend. Dit ontwerp getuigt van diverse invloeden, zoals bijvoorbeeld de Parijse, hoewel de specifieke Franse bouwstijl uit die tijd nog weinig gekend is. De rozet is echter zeer vergelijkbaar met die van de Parijse instrumentenmaker Jean Denis (Fig.5). De structuur vertoont ook gelijkenissen met de Italiaanse bouwstijl, zoals bijvoorbeeld de deklat die niet gelijk ligt met de bovenkant van de kast, maar iets lager. Andere elementen verwijzen naar de Vlaamse innovaties: het dubbele klavier, de kast die opgebouwd is rond het klankbord zoals bij een meubel, de achterkant die gemaakt is uit twee delen in plaats van één,... Ook de lengte van de snaren is niet bepaald volgens de geometrische principes zoals bij Italiaanse klavecimbels, maar op basis van de sterkte van het materiaal van de snaren: ijzer voor de lage tonen, messing voor de hoge tonen. Al deze elementen verbinden het instrument van Tibaut met de Antwerpse instrumenten van Johannes Ruckers. Dit toont de invloed en het succes van de Vlaamse bouwstijl in Frankrijk in de 17de eeuw. In de volgende eeuw zullen Franse klavecimbelbouwers veel energie steken in het restaureren en vergroten van Ruckers klavecimbels, of die nu echt van Ruckers waren of niet. De klank is echter minder intens dan die van een Ruckers door de iets kleinere afmetingen van de snaren. Ze hebben ook niet de helderheid van Italiaanse instrumenten. Het lijkt, zouden we zeggen, "tussenin".
De toetsen van het instrument beslaan iets meer dan vier octaven, waarvan één kort octaaf. Een kort octaaf houdt in dat in het lage bereik van het klavier enkele verhoogde noten zijn weggelaten. De laagste verhoogde tonen (de zwarte toetsen op onze piano: do# en mib) krijgen een andere noot toegewezen (la en si, Fig.6). Maar hier wordt het korte octaaf geproduceerd door gebroken verhoogde toetsen, dat wil zeggen dat de toets in tweeën is verdeeld: één deel geeft het korte octaaf, het andere de traditionele noten. Dit getuigt van Tibauts bijzondere interesse in het spelen van de laagste tonen. In de Franse klavecimbelmuziek uit die tijd, worden de lage tonen, en het korte octaaf in het bijzonder, nauwelijks gebruikt. We zouden dus kunnen concluderen dat Tibauts interesse in het korte octaaf meer verband houdt met de praktijk van ongeschreven muziek en improvisatie, die in die tijd veel werd beoefend, dan met de geschreven muziek, die deze praktijk niet weerspiegelt.
Oorspronkelijk werden de twee klavieren eenvoudig gekoppeld door aan het onderste klavier te trekken of in te duwen, waarvan de twee zijkanten (zijpanelen met een leeuw erboven) bewerkt waren zodat ze gemakkelijk konden worden bediend.
Sinds zijn intrede in het Instrumentenmuseum (zoals het destijds werd genoemd) werd het instrument meerdere keren bespeeld, wat impliceert dat het in de loop van de tijd werd aangepast om het bespeelbaar te houden. Liszt bespeelde het bijvoorbeeld tijdens zijn bezoek aan Brussel in 1881. Het werd ook uitgeleend voor uitvoeringen buiten het museum, onder andere in het Koninklijk Theater van het Park voor een toneelstuk getiteld "Le clavecin", en later voor "Sapho", uitgevoerd door de Franse actrice Gabrielle Réjane in 1897 (Fig.7). Het is verrassend hoe snel het instrument werd geleverd: de directeur van het theater stuurde de leenaanvraag slechts twee dagen voor de voorstelling naar Victor-Charles Mahillon, toen directeur van het museum. Het theater stond in voor het transport van het instrument en voor de duur van de voorstellingen werd het veilig opgeborgen in het kantoor van de directeur, op dezelfde hoogte als het podium. Gelukkige tijden met minder administratieve rompslomp?
Tekst: Stéphane Colin
Bibliografie:
- GETREAU, Fl., « Vincent Tibaut de Toulouse, ébéniste et facteur de clavecins. I. Données biographiques », dans Musique, images, Instruments. Revue française d’organologie et d’iconographie musicale, n°2, 1996, pp.197-202
- ANSELM, A., « Vincent Tibaut de Toulouse, ébéniste et facteur de clavecins. II. Bref regard sur trois clavecins de Vincent Tibaut », dans Musique, images, Instruments. Revue française d’organologie et d’iconographie musicale, n°2, 1996, pp.203-209.
- HUBBARD, F., « Le clavecin. Trois siècles de facture », Paris, Laget, Librairie des Arts et Métiers, 1981, pp.73-75.
- https://www.academia.edu/16623092/Clavecins_anciens_et_fac_simil%C3%A9s_l_exemple_des_instruments_de_Tibaut_de_Toulouse